Zo deelt men op Martisor rood-witte armbandjes met een klein hangertje eraan uit. Men betuigt er zijn vriendschap en respect mee aan elkaar. Wie het armbandje draagt, gaat een welvarend jaar tegemoet.
Vroeger kregen voordeuren, staldeuren en horens van vee ook rood-witte lintjes om het kwade af te weren en om de natuur kracht te geven om opnieuw te gaan leven.
Vrouwen droegen twaalf dagen lang rood-witte lintjes met een munt aan om hun pols. Na die twaalf dagen kochten ze met de munt verse platte kaas in de hoop een jaar lang een mooie huid te hebben. Nog langer geleden deden in rood en wit geschilderde kiezelstenen dienst als kralen. De kralenketting werd gedragen van 1 maart tot de eerste bloesems aan de bomen verschenen voor geluk en goed weer. Nadien werden de kettingen in de bomen gehangen. De oudste archeologische sporen van Martisor-vieringen gaan terug tot 6.000 voor Christus.