Alhadi Adam Agabeldour

Deel deze pagina

Ik heet Alhadi (voornaam) Adam (vader) Agabeldour (grootvader) en vluchtte weg uit West-Soedan om eerst in een ‘concentratiekamp’ (asielcentrum) in Sint-Truiden te belanden en nadien in Sint-Joost-ten-Node waar ik een flat betrek die eruit ziet als de kleine spie van een oude taart.

Ik haalde in 2001 een master in de rechten in buurland Libië (Tripoli). De volgende 8 jaar werkte ik aan gelijkheid, identiteit en mensenrechten in mijn land dat in oorlog was. Omdat ik kritische interviews gaf aan buitenlandse kranten over het onrecht dat de politiek veroorzaakte voor de bevolking (na een militaire coup van moslimfundamentalist Al-Bashir in 1989), moest ik de hielen lichten, ze ‘zochten’ me. Vanaf 2009 heb ik alleen nog via internet contact met familie en vrienden in mijn thuisland.

Al toen ik 13 jaar was, noemde men mij 'de dichter'.

Momenteel werk ik als vrijwilliger bij Vluchtelingenwerk Vlaanderen. Ik geef voor PEN Vlaanderen ook lezingen in scholen over Soedan en lees er voor uit mijn literair werk, vooral gedichten. Dit is eigenlijk mijn schat: al toen ik 13 jaar was, noemde men mij ‘de dichter’. Toeval wil dat in een vorige generatie een bekend Soedanees dichter Alhadi Adam heette, dus mijn naam was al gemaakt voor ik iets op papier had gezet… En inderdaad, toen een leraar in het laatste jaar van het middelbaar me apart nam om grondig te twijfelen aan de authenticiteit van mijn teksten, maar ik hem kon overtuigen, moest hij toegeven dat ik ‘een grote toekomst’ tegemoet ging. Met die toekomst als schrijver viel het tot op heden nogal mee… Ik publiceerde vier dichtbundels in het Arabisch, maar het is duidelijk dat heel weinigen daarop zaten te wachten.

Alhadi Adam Agabeldour, schrijver © FotokunstZie, mijn moeder was mijn grote voorbeeld. Tijdens het koken of wassen, hoorden we ze zelfgemaakte teksten zingen. Tekst en muziek ontstonden samen in haar hoofd, op basis van verhalen die in het dorp werden verteld. Ze had het geluk dat twee neven haar orale kunst omzetten in muzikale composities enerzijds en uitgeschreven gedichten/verhalen anderzijds. Zij traden dus op met de schat van mijn moeder. Dat gebeurde in de lokale taal. Zelf heb ik ook zangteksten geschreven in mijn moedertaal en speciaal is dat dit bij ons in een vijfdelige toonladder gebeurt.

Toch reikte mijn ambitie altijd verder. Ik schrijf in het Arabisch, men kan mijn teksten van Marokko tot in Syrië lezen. Er zijn grote Soedanese dichters, zoals Mohammed Faitouri, die ‘the poet of Africa’ wordt genoemd. Hoewel hij vooral in Libanon, Libië en Egypte verbleef. Maar later las ik ook Senghor (Senegal), Emil Cesar (De Antillen), die hun mosterd in het westerse Frankrijk haalden…

Een Soedanees is eigenlijk een speciaal geval. Ik zie eruit als een Afrikaan maar mijn cultuur is Arabisch. Ik lach wel eens dat je mij met een echte Brusselaar kunt vergelijken: noch Vlaming noch Waal, maar Belg. Zo ook wij. Wij zijn Soedanees èn Afro-Arabisch. En de grote schrijvers kijken naar de Europese cultuur. Tiens, is Brussel niet het hart van Europa?

Je vraagt je toch ook niet af waarom je eet?

Waarom ik dicht? Je vraagt je toch ook niet af waarom je eet? Om te dichten moet je talent en feeling hebben, later komt de techniek. Maar ook in mijn land kraait er amper een haan naar in het Arabisch geschreven poëzie. Als de buitenlandse media niet over je berichten, kom je niet ver.
Vooral Egypte, waar ik twee bundels publiceerde, is toonaangevend. Hoewel. Ondanks stierf er een grote Soedanese dichter op straat, omgekomen door honger en ontbering en pats: heel de Arabische literaire wereld sloot deze dode dichter plotseling in de armen! En ja, de moslimbroederschap is overal zo dominant. Als je daar zoals ik, die nochtans pratikerend gelovige ben, vragen bij stelt, mag je het eigenlijk vergeten. Zij zijn volop aan het oprukken in zwart Afrika, zij beheersen het sociaal-politieke en dus ook vaak het artistieke netwerk.

Wie mijn gedichten leest, merkt dat ik mijn erfgoed niet verloochen. Het echte landschap van West-Soedan komt erin voor zoals de savanne en de (blauwe) bergen, maar ook ‘zing’ ik over de sociale gebruiken (dansen, rituelen). Ik kan helaas ook niet om de jarenlange oorlog heen. Maar je zal bij mij nooit over ‘sneeuw’ lezen of over Japanse of Indische toestanden die ik niet ken. Ook ceders komen bij ons niet voor, andere Soedanezen gebruiken dit beeld wel, omdat het Arabisch is… Wel schreef ik hier in België ‘Droeve kaarsen’ naar aanleiding van het busongeval met kinderen in Zwitserland. Ik begin me meer en meer deel van deze gemeenschap te voelen. Grappig, onlangs vroeg iemand me waarom ik ‘nectar’ gebruikte als ik over regen schreef in mijn land. Ik begreep dat wel, hier in Brussel word ik ook niet graag nat! Bij ons kan je de regen al van ver horen aankomen, je ruikt het in de lucht. En als die dan valt…We hebben hem zo nodig, die nectar. 

Alhadi krijgt een speciale auteursvergoeding van het Fonds voor de Letteren om over zijn werk te komen praten en eruit voor te lezen. Vooral in scholen maar eventueel ook daarbuiten. Neem daarvoor contact op met karel.segers@gmail.com.

We hebben dit verhaal opgenomen in het kader van het project 'Schatten van Mensen' in 2014.