Kalaripayat is een traditionele Zuid-Indische krijgskunst.
Oorspronkelijk was het de gevechtskunst van krijgers in de deelstaat Kerala. Ze verdedigden er de kaste van de koningen. Wanneer het ontstaan is, weten we niet. Volgens de traditie komt het van de goden en helden. Vast staat dat je er reeds sporen van vindt in heel oude geschreven teksten en liederen. En in de hele Indische theater- en danskunst.
Volgens de traditie komt het van de goden en helden.
Kalaripayat is geïnspireerd op dierenbewegingen en -houdingen.
Zo kan je bijvoorbeeld de positie innemen van de beweeglijke vis, het moeilijk uit evenwicht te brengen paard, enz. Voor een buitenstaander lijkt dat misschien vreemd, maar eigenlijk is het logisch: vroeger leefden mens en dier veel dichter bij elkaar. Je observeerde dieren en leerde daarvan, zowel qua houdingen als qua manier van aanvallen en vechten.
Kalaripayat is een totaalkunst.
Bij het uitoefenen ervan zijn controle over je lichaam, concentratie, lenigheid, uithouding en kracht essentieel. Nadat je de basistechnieken onder de knie hebt en je je lichaam goed kent, wordt er overgegaan tot het vechten met stokken of andere voorwerpen zoals de knots, het zwaard, het schild,… . Maar wapens zijn geen doel op zich. We zien ze als een verlenging van het lichaam. Je moet ze dus net zo perfect beheersen.
We bewegen op commando’s.
Zinnen in het Malayalan en Sanskriet dienen om onze bewegingen te ondersteunen. Het zijn vaste zinnen die al heel lang en onveranderlijk helpen om ritme te geven en synchroon te bewegen.
In Kalaripayat gaat het er om dat je hele lichaam één oog wordt.
Dat je een relatie ontwikkelt tot de ruimte rondom je en je bewust wordt van wat er zich rondom jou beweegt. Focus is erg belangrijk. Er bestaan spectaculaire filmpjes van krijgers die geblinddoekt een courgette – gebonden op andermans buik – in twee splijten. Zo bewust kan je je worden van een ruimte!
De Westerse mens heeft de neiging om alles in hokjes te stoppen.
In Kalaripayat worden er traditioneel echter geen gordels gebruikt om je niveau aan te duiden. De meester weet op welk niveau de leerling staat en dat is voldoende.
Ik heb een eigen schooltje in Brussel.
Toen mijn man en ik in India de microbe te pakken hadden gekregen, wilden we er ons terug in Brussel verder in verdiepen. Gek genoeg bestond het hier niet, dus we richtten zelf een schooltje op. In het begin kwam er drie maal per jaar een Indische meester overgevlogen. Hier was er immers niemand die ons op hoog niveau kon onderwijzen. Maar economisch was dit niet rendabel: na aftrek van alle kosten bleef voor ons helemaal niets meer over. Nu hebben we een eigen zaaltje in Jette, bescheiden en klein, dat past binnen onze filosofie. Mensen die ons willen leren kennen weten de weg wel te vinden.
Traditie is belangrijk.
Hoewel geen drie lesgevers dezelfde zijn, blijft de basis voor iedereen gelijk. Vernieuwen betekent dat iemand zijn ego in de traditie stopt. Ik denk dat je er niets aan mag veranderen alvorens je de traditie volledig begrijpt.
Kalaripayat heeft met alles raakvlakken.
Het is niet enkel sport, het is ook niet louter show. Het is inspannend, maar ook verbonden aan een bepaalde filosofie en de ayurvedische gezondheidsleer. Het heeft wortels in een traditie, het is een stuk cultuur. Net door al die verschillende facetten lijkt het overal een beetje tussen te vallen. Het beleid hier in België is daar helemaal niet op afgestemd.
Mijn droom?
Tijd en geld vinden om onderzoek in India te doen en bij te leren over mijn passie. In andere landen krijgt men daar subsidies voor, in België niet. Jammer, want het zou zowel mezelf als mijn praktijk enorm verrijken.
We hebben dit verhaal opgenomen in het kader van het project 'Schatten van Mensen' in 2014.