Michel Mouton (1958, Poperinge) woont in de IJskelderstraat in Sint-Gillis. Zijn vzw heet IJzer en Vuur! Het klinkt nostalgisch, dichterlijk.
Zou je zo’n schat laten liggen?
De kunstsmid woont in een straat waar men in een gebouw van drie ondergrondse verdiepingen alles koel moest houden. Zelf houdt hij zich gaande met de bewerking van het ijskoude, statische ijzer in het hete, dynamische vuur. Men zegt dat moderne materialen en technieken het smeden hebben verdrongen, zoals de koelkast die je ook makkelijker opent dan naar de ijskelders te moeten gaan... Maar Michel Mouton weert zich! De ontmoeting was dan ook sterk en gloedvol…
Wat is er zo bijzonder aan deze schat?
Zijn zoektocht, zijn missie, zijn verhaal. Michel heeft het ijzer niet gesmeed terwijl het heet was, als u mij deze woordspeling toestaat. Hij heeft er lange tijd in een boog omheen gelopen omdat hij niet wist wat hij nu precies met dat geliefkoosde smeedijzer moest doen. Michel Mouton heeft zo rond zijn 45ste jaar gevonden wat hij zocht, vandaar de oprichting van zijn vzw. Wat vaststond was dat hij, zoon van een boer-tabakskweker uit de grensstreek met Frankrijk, iets voor de anderen wou doen. Maar zou dat vertaler-tolk zijn, zoals hij had gestudeerd? Toch liever lesgeven: allerlei mogelijke leersituaties behalve het reguliere onderwijs passeerden de revue. Want je moet toch kunnen eten. Hij miste het handwerk, maar lasser worden of metaalarbeider zoals velen die gebeten waren door de smeedkunst? Dat vond hij een ‘afgang’ die je deed om ja, ‘je moet toch kunnen eten’ ?
Hij wordt nog steeds ‘de paus van het smeden’ genoemd.
Nee, hij wou zich nergens 'inkerkeren'. Hij ging daarom in Carrara een beetje kappen en beeldhouwen, maar dat was het niet. Coördinator opleiding biologische landbouw dan maar? Nee, te weinig ruimte voor initiatief, te veel administratie. Hij wist wel snel dat hij wou smeden, ijzer tot op 1200° C verwarmen om het dan te modelleren. Michel was 25 toen hij in Wales een Tsjechisch gastprofessor aan het werk zag in de kunstschool waar hij zich had ingeschreven. Een korte, geblokte man met baard en een charisma van hier tot in Tokyo. Een kunstenaar die alles voor zijn métier overhad. Hij wordt nog steeds ‘de paus van het smeden’ genoemd: Alfred Habermann sr. Hij was er toen ‘gewoon’ een hek voor het plaatselijke museum aan het smeden. Maar Michel was als door de hand Gods geslagen, hij was niet meer van hem weg te slaan. Habermann nodigde Michel bij hem thuis uit - hij was niet de enige, er zijn tientallen aspirant-kunstsmeden gepasseerd - en hij bleef er. Vier jaar, als leerling en manusje-van-alles, tegen kost en inwoon. Maar hij werd ook in het productieproces ingeschakeld. Habermann werd zijn geestelijke vader. Hij genoot van de vrijheid die hij er leerde: het oersterke materiaal kneden naar je eigen smaak, het leren van een eigen vormtaal. En toch, zou Michel dan een nieuwe Habermann trachten te worden, een Belgische dan? Nee, daarvoor voelde hij zich te weinig kunstenaar of ambachtsman en… te veel leraar. Want dat was het, uiteindelijk: Michel zou een facilitator worden. De vele mensen die verlangen om de smeedkunst te beoefenen, die kansen ook geven, zowel in theorie als in praktijk. Hij zou die wondermooie kunst opnieuw opengooien voor een 21ste-eeuws publiek. De smeedkunst borgen, zegt hij, het beroep via tentoonstellingen, demonstraties en initiaties kenbaar maken en verder echte opleidingen voorzien die nog verder gaan dan in een academie.
De schat in het daglicht stellen.
Want het klopt natuurlijk, de smeedkunst is een oud ambacht. Heel vaak van vader op zoon doorgegeven. Een smidse bevat dan ook veel gerei, vergelijk het met het doorgeven van de boerenstiel. Misschien dat het daarom nog zo sterk in Oost- en Centraal-Europa aanwezig is. Je had al kunstsmeden bij de gilden in de middeleeuwen. Maar na de art nouveau-periode (1890-1915) is het bij ons als het ware stilgevallen. De architecten gebruiken het niet meer, er wordt op hun scholen ook niet meer over gesproken. Jongeren kunnen het nergens meer aanleren. Als Michel en andere gelijkgestemden er zich niet achter zetten, verhuist het als cultureel erfgoed naar het museum! Dat dit grondig fout is, bewijzen de honderden volwassenen die het ambacht onder de knie willen krijgen en vooral, er verder ook in willen evolueren. Als Michel workshops geeft, vraagt een goed deel van de deelnemers achteraf verder te mogen gaan, maar hij kan hen tijd noch middelen aanbieden. Om te oefenen heb je plaats en geld nodig. Er wordt nu wel gedacht aan een gezamenlijke smidse waar mensen elkaar kunnen leren kennen, van waaruit dan ook een coöperatieve zou kunnen ontstaan voor jongeren die in het vak willen instappen. De overheid subsidieerde onlangs een project dat oude praktijken wil borgen, en IJzer en Vuur! meent dat het invoeren van een specialisatiejaar smeden na het hoger middelbaar onderwijs daar een interessante rol in kan spelen. Het is een voorstel en een deel van het project dat tijdens de volgende jaren uitgevoerd zou moeten worden. Daar zullen niet alleen de spreekwoordelijke ‘krullen’ (die al van voor de renaissance dateren) worden aangeleerd! Kijk maar eens naar de sites van Claudio Bottero of de broers Stenico (I) en van de Tsjechen Habermann en Tasovski. Die liggen ver van wat restauratiewerk en massaproductie. Hun werk toont merkwaardige smeedproducten die beantwoorden aan de smaak van de moderne architectuur.
Michel Mouton wil de kunde en de passie van het kunstsmeden opnieuw doorgeven aan jongeren, want hij ondervindt dat zij (en met hen vele volwassenen) via deze duurzame kunstvorm de wegwerpcultuur een hak willen zetten. Begin dit jaar ontving zijn vzw voor het eerst een subsidie, na het indienen van een dossier bij het Agentschap Kunsten en Erfgoed. Iemand zal er het erfgoedveld van het kunstsmeden mee in kaart brengen en precies aanduiden wat de noden voor de toekomst zijn. “Ik wil iets fundamenteels veranderen”, zegt hij, “ik heb een schat gevonden die verstopt was, die ik opgraaf en terug in het daglicht stel”. En zijn gezicht straalt, als van een man die zijn missie gevonden heeft en uit kan dragen.
Interview: Karel Sergen
We hebben dit verhaal opgenomen in het kader van het project 'Schatten van Mensen' in 2014.
Michel Mouton (1958, Poperinge) woont in de IJskelderstraat in Sint-Gillis. Zijn vzw heet IJzer en Vuur! Het klinkt nostalgisch, dichterlijk.
Zou je zo’n schat laten liggen?
De kunstsmid woont in een straat waar men in een gebouw van drie ondergrondse verdiepingen alles koel moest houden. Zelf houdt hij zich gaande met de bewerking van het ijskoude, statische ijzer in het hete, dynamische vuur. Men zegt dat moderne materialen en technieken het smeden hebben verdrongen, zoals de koelkast die je ook makkelijker opent dan naar de ijskelders te moeten gaan... Maar Michel Mouton weert zich! De ontmoeting was dan ook sterk en gloedvol…
Wat is er zo bijzonder aan deze schat?
Zijn zoektocht, zijn missie, zijn verhaal. Michel heeft het ijzer niet gesmeed terwijl het heet was, als u mij deze woordspeling toestaat. Hij heeft er lange tijd in een boog omheen gelopen omdat hij niet wist wat hij nu precies met dat geliefkoosde smeedijzer moest doen. Michel Mouton heeft zo rond zijn 45ste jaar gevonden wat hij zocht, vandaar de oprichting van zijn vzw. Wat vaststond was dat hij, zoon van een boer-tabakskweker uit de grensstreek met Frankrijk, iets voor de anderen wou doen. Maar zou dat vertaler-tolk zijn, zoals hij had gestudeerd? Toch liever lesgeven: allerlei mogelijke leersituaties behalve het reguliere onderwijs passeerden de revue. Want je moet toch kunnen eten. Hij miste het handwerk, maar lasser worden of metaalarbeider zoals velen die gebeten waren door de smeedkunst? Dat vond hij een ‘afgang’ die je deed om ja, ‘je moet toch kunnen eten’ ?
Hij wordt nog steeds ‘de paus van het smeden’ genoemd.
Nee, hij wou zich nergens 'inkerkeren'. Hij ging daarom in Carrara een beetje kappen en beeldhouwen, maar dat was het niet. Coördinator opleiding biologische landbouw dan maar? Nee, te weinig ruimte voor initiatief, te veel administratie. Hij wist wel snel dat hij wou smeden, ijzer tot op 1200° C verwarmen om het dan te modelleren. Michel was 25 toen hij in Wales een Tsjechisch gastprofessor aan het werk zag in de kunstschool waar hij zich had ingeschreven. Een korte, geblokte man met baard en een charisma van hier tot in Tokyo. Een kunstenaar die alles voor zijn métier overhad. Hij wordt nog steeds ‘de paus van het smeden’ genoemd: Alfred Habermann sr. Hij was er toen ‘gewoon’ een hek voor het plaatselijke museum aan het smeden. Maar Michel was als door de hand Gods geslagen, hij was niet meer van hem weg te slaan. Habermann nodigde Michel bij hem thuis uit - hij was niet de enige, er zijn tientallen aspirant-kunstsmeden gepasseerd - en hij bleef er. Vier jaar, als leerling en manusje-van-alles, tegen kost en inwoon. Maar hij werd ook in het productieproces ingeschakeld. Habermann werd zijn geestelijke vader. Hij genoot van de vrijheid die hij er leerde: het oersterke materiaal kneden naar je eigen smaak, het leren van een eigen vormtaal. En toch, zou Michel dan een nieuwe Habermann trachten te worden, een Belgische dan? Nee, daarvoor voelde hij zich te weinig kunstenaar of ambachtsman en… te veel leraar. Want dat was het, uiteindelijk: Michel zou een facilitator worden. De vele mensen die verlangen om de smeedkunst te beoefenen, die kansen ook geven, zowel in theorie als in praktijk. Hij zou die wondermooie kunst opnieuw opengooien voor een 21ste-eeuws publiek. De smeedkunst borgen, zegt hij, het beroep via tentoonstellingen, demonstraties en initiaties kenbaar maken en verder echte opleidingen voorzien die nog verder gaan dan in een academie.
De schat in het daglicht stellen.
Want het klopt natuurlijk, de smeedkunst is een oud ambacht. Heel vaak van vader op zoon doorgegeven. Een smidse bevat dan ook veel gerei, vergelijk het met het doorgeven van de boerenstiel. Misschien dat het daarom nog zo sterk in Oost- en Centraal-Europa aanwezig is. Je had al kunstsmeden bij de gilden in de middeleeuwen. Maar na de art nouveau-periode (1890-1915) is het bij ons als het ware stilgevallen. De architecten gebruiken het niet meer, er wordt op hun scholen ook niet meer over gesproken. Jongeren kunnen het nergens meer aanleren. Als Michel en andere gelijkgestemden er zich niet achter zetten, verhuist het als cultureel erfgoed naar het museum! Dat dit grondig fout is, bewijzen de honderden volwassenen die het ambacht onder de knie willen krijgen en vooral, er verder ook in willen evolueren. Als Michel workshops geeft, vraagt een goed deel van de deelnemers achteraf verder te mogen gaan, maar hij kan hen tijd noch middelen aanbieden. Om te oefenen heb je plaats en geld nodig. Er wordt nu wel gedacht aan een gezamenlijke smidse waar mensen elkaar kunnen leren kennen, van waaruit dan ook een coöperatieve zou kunnen ontstaan voor jongeren die in het vak willen instappen. De overheid subsidieerde onlangs een project dat oude praktijken wil borgen, en IJzer en Vuur! meent dat het invoeren van een specialisatiejaar smeden na het hoger middelbaar onderwijs daar een interessante rol in kan spelen. Het is een voorstel en een deel van het project dat tijdens de volgende jaren uitgevoerd zou moeten worden. Daar zullen niet alleen de spreekwoordelijke ‘krullen’ (die al van voor de renaissance dateren) worden aangeleerd! Kijk maar eens naar de sites van Claudio Bottero of de broers Stenico (I) en van de Tsjechen Habermann en Tasovski. Die liggen ver van wat restauratiewerk en massaproductie. Hun werk toont merkwaardige smeedproducten die beantwoorden aan de smaak van de moderne architectuur.
Michel Mouton wil de kunde en de passie van het kunstsmeden opnieuw doorgeven aan jongeren, want hij ondervindt dat zij (en met hen vele volwassenen) via deze duurzame kunstvorm de wegwerpcultuur een hak willen zetten. Begin dit jaar ontving zijn vzw voor het eerst een subsidie, na het indienen van een dossier bij het Agentschap Kunsten en Erfgoed. Iemand zal er het erfgoedveld van het kunstsmeden mee in kaart brengen en precies aanduiden wat de noden voor de toekomst zijn. “Ik wil iets fundamenteels veranderen”, zegt hij, “ik heb een schat gevonden die verstopt was, die ik opgraaf en terug in het daglicht stel”. En zijn gezicht straalt, als van een man die zijn missie gevonden heeft en uit kan dragen.
Interview: Karel Sergen
We hebben dit verhaal opgenomen in het kader van het project 'Schatten van Mensen' in 2014.