De Brusselse Grote Markt is vandaag vooral een toeristische trekpleister. Met het stadhuis, dat werd gebouwd in de 15de eeuw, is het uiteraard ook een bestuurlijk centrum. Maar de markt is lang ook echt markt geweest en op die manier erg belangrijk voor de voedseldistributie in de stad.
In de 12de eeuw werd de plek voor het eerst vernoemd als ‘Nedermerckt’. De markt lag - en ligt nog steeds - in het lager gelegen deel van de stad. Van de 12de tot de 14de eeuw was het een rommelig plein: een allegaartje van houten gebouwen, stenen huizen en overdekte hallen. Eén van die houten hallen was, vanaf de 13de eeuw, een broodhal. Daar brachten de Brusselse bakkers hun brood aan de man. In 1405 werd het houten exemplaar vervangen door een stenen: het Broodhuis. Kort daarna lieten de bakkers de hal voor wat ze was. Ze maakten eigen winkels en begonnen met broodrondes. Het Broodhuis kreeg een administratieve functie. De markt werd steeds overzichtelijker, met huizen van de vele gilden en ambachten die de stad rijk was.
In 1695 bombardeerde maarschalk De Villeroy op bevel van Lodewijk XIV de grote markt. Alleen het stadhuis en het Broodhuis bleven overeind. Dankzij een grootse campagne werden de meeste huizen in 1697 heropgebouwd. Getuige bijvoorbeeld het opschrift op de gevel van het Brouwershuis. Aan de campagne waren ook duidelijke architecturale voorschriften verbonden. Die maakten van de markt het prachtige geheel dat ze vandaag is. Alleen het Broodhuis is van recentere datum. Het werd afgebroken in 1873 en twee jaar later in neogotische stijl heropgebouwd. In 1878 opende het als kunstmuseum, in 1887 als stadmuseum.
Precies in dat jaar 1887 schilderde Cornelis Dommershuizen de Grote Markt gevuld met marktkramen. En zo zag de markt er vaak uit in die tijd. De Grote Markt vervulde tot een eind in de twintigste eeuw de functie van vroegmarkt voor onder andere groenten en fruit. Boeren uit de weide omgeving vertrokken voor dag en dauw met hun paard en kar. De Harense witloofboeren bijvoorbeeld, begonnen om drie uur hun paard in te spannen en trokken dan richting Schaarbeekse poort. Aan de Kruidtuin stond een grote klok. Tot vier uur moesten alle paarden en karren daar halt houden om nadien stapvoets, om niet teveel gerucht te maken, richting Grote Markt te trekken. Tot iets voor acht konden de boeren er hun waren slijten aan - vooral - meiden, knechten en restaurateurs. Om acht uur moest het plein leeg zijn. Klaar voor een nieuwe dag vol toeristen.
Zelf bekijken?
In het Museum van de Stad Brussel vind je een maquette van hoe Brussel eruit zag in de 13de eeuw.
Je kan er ook het schilderij van Dommershuizen bekijken. De Brusselse vroegmarkt huist tegenwoordig, na een tussenstop aan het Klein Kasteeltje, in Mabru.